En dan is het tijd om naar de boeken zelf te kijken! Op welke kenmerken let je als je een boek leest? Welke kenmerken horen bij de verschillende typen lezers?u00a0
In deze les bespreek ik kenmerken die invloed hebben op hoe toegankelijk of uitdagend een boek is. Wat maakt een boek complexer om te lezen? En waar let je op als je een leerling met weinig leeservaring een boek aanreikt? Daar ga ik hieronder op in. Uiteraard geef ik ook hier weer veel voorbeelden.
Misschien een inkoppertje, maar toch goed om even te noemen. Alledaags taalgebruik en korte zinnen zijn makkelijker om te lezen dan lange zinnen. Korte hoofdstukken en een ruime bladspiegel spreken een minder ervaren lezer ook eerder aan dan volle paginau2019s en hoofdstukken waar geen eind aan lijkt te komen.
Een voordeel van die korte hoofdstukken is dat de lezer ook eerder denkt u2018nog u00e9u00e9n hoofdstuk, dan stop iku2019 en ongemerkt toch langer doorleest. Daarnaast spreek je met ieder uitgelezen hoofdstuk het beloningssysteem in de hersenen aan, wat de leerling een goed gevoel geeft.u00a0
Dit is ook iets wat je waarschijnlijk zelf kunt bedenken, maar ik noem het voor de volledigheid toch. Hoe dikker het boek, hoe hoger de drempel kan worden het te lezen. Zeker leerlingen die een weerstand ervaren met lezen of weinig leeservaring hebben, kunnen opzien tegen het lezen van dit soort boeken. Dunnere boeken zoals De tunnel van Anna Woltz, Clownsnacht van Daniu00eblle Bakhuis of de novelles, shorties en XS boekjes zullen deze leerlingen makkelijker (met minder weerstand) oppakken dan de dikke boeken. Uiteraard zijn er ook leerlingen die wu00e9l van lezen en een leesuitdaging houden. Die kun je met een gerust hart titels als Nevermoor van Jessica Townsend, Lily van Tom de Cocku00a0of De schaduwen van Radovar van Marloes Morshuis aanbevelen.
Voor leerlingen die nog niet veel leeservaring hebben, zijn wisselingen in de tijd ingewikkeld. Hier is namelijk een actievere leeshouding en meer overzicht voor nodig dan wanneer een verhaal in chronologische volgorde verteld wordt. Je kunt je door verhalen die de tijdlijn chronologisch volgen, zoals bijvoorbeeld Katvis van Tjibbe Veldkamp,u00a0Dwarsloper van Mijke Pelgrim, King en de drakenvlinders van Kacen Callender en Kinderen van het drijfzand van Efua Traoru00e9 makkelijker laten meevoeren dan wanneer er heen en weer gesprongen wordt. Je moet dan namelijk steeds schakelen en nadenken over de betekenis van wat je leest, zoals bijvoorbeeld in Op zoek naar Paulie Fink van Ali Benjamin ofu00a0Otis’ reddingu00a0van Mirjam Mous.
Wat je overigens vaak ziet in de jeugdthrillers van Mel Wallis de Vries, Margje Woodrow en Cis Meijer is dat het eerste hoofdstuk een soort vooruitblik is. Daarna volgt de lezer vaak gewoon de tijdlijn. Deze verhalen zijn ook goed te volgen voor een minder ervaren lezer.
Verhalen die vanuit meerdere perspectieven verteld worden, kunnen ontzettend boeiend zijn. De toegankelijkheid van een verhaal is echter wel afhankelijk van de hoeveelheid perspectieven en de frequentie waarin daartussen gewisseld wordt. Daarnaast maakt het verschil of de wisselingen in perspectief duidelijk zijn aangegeven of niet.u00a0
In Smashu00a0en Shame on you van Margje Woodrow staat boven ieder hoofdstuk met welk personage je meekijkt. Het zijn drie personages die aardig van elkaar verschillen: een jongen, een meisje en een anoniem personage. Dat is best overzichtelijk. Daarnaast wordt door visuele aspecten duidelijk aangegeven met welk personage je meekijkt. Ook inBraincrash van Tanja de Jonge zijn de wisselingen in perspectief aardig overzichtelijk, omdat de namen van de personages boven het hoofdstuk staan. u00a0
In D-day van Alan Gratz,u00a0Woeker – De invasie van Kenneth Opel en Blijf zachtjes bij meu00a0van Jacqueline Woodson moet de lezer uit de eerste zin of zinnen van ieder hoofdstuk opmaken met wie hij meekijkt. Dit is al een stukje ingewikkelder, want je moet meer opletten.
Tot slot is 2C van Mirjam Mous een goed voorbeeld van een spannend, maar uitdagender verhaal. Ten eerste volgt de lezer meerdere personages, die allemaal verdacht zijn. Daarnaast verspringt het verhaal in de tijd. De leerling moet hier dus dubbel schakelen. Wie volgt hij op dat moment en wanneer spelen de gebeurtenissen in dat fragment zich af? Dit is een ingewikkelde puzzel voor een onervaren lezer.
Dan de spanningsboog. Hoe meer actie en gebeurtenissen elkaar in het verhaal opvolgen, hoe makkelijker de schrijver de lezer door het verhaal heen trekt. Het zal geen moment vervelen. Dit soort verhalen wordt graag gelezen door aarzelende lezers.
Heeft de leerling meer leeservaring? Dan ontstaat er vaak ruimte voor de gedachten en emoties van de hoofdpersonages en zal de lezer het personage meer gaan doorgronden, in plaats van zich enkel te laten meevoeren door de spanning.u00a0
Jeugdthrillers van onder andere Mel Wallis de Vries (Vlucht), Chinouk Thijssen (Museumnacht) en Cis Meijer (Game on) zijn een goed voorbeeld waarbij de spanningsboog gespannen blijft. Maar ook de boeken van Lucy Strange, zoals De zusjes uit het Verzonken Moeras, zijn sterk plotgedreven en nemen de lezers mee het verhaal in.u00a0
Een voorbeeld van een verhaal waar al meer ruimte is voor de gedachten van de personages is Briefjes voor Pelle van Marlies Slegers. Er gebeurt veel in dit verhaal, maar omdat je meeleest met wat Pelle doet u00e9n denkt, zit er af en toe ook rust en reflectie in het verhaal.
Naast aandacht voor actie en drama is er in de meer uitdagende boeken ook aandacht voor psychologische spanning, zoals bijvoorbeeld in Het ongemakkelijke dagboek van Henry K. Larsen van Susin Nielsen. Dit verhaal behandelt een serieus onderwerp en gaat over de worstelingen van de hoofdpersoon, maar bevat ook veel humor.
Tot slot is het onderwerp en de manier waarop het verhaal gebracht wordt, van belang. Hoe meer levens- en leeservaring leerlingen hebben, hoe meer ze aankunnen.
Voor lezers op het voortgezet onderwijs wordt vaak gekeken naar C-boeken, maar deze boeken zijn voor aarzelende lezers soms best pittig. Het kan dan geen kwaad om een B-boek te adviseren, maar let op dat het onderwerp niet te kinderachtig is. Jongeren willen graag serieus genomen worden en met een dergelijk boek geef je ze dat gevoel niet. Daarbij is het belangrijk dat de personages niet (veel) jonger zijn dan de leerling zelf. Natuurlijk kun je hierin uitzonderingen maken, maar houdt dit in je achterhoofd als je 12+ers boeken tipt.u00a0
Voor veel jongeren met weinig leeservaring is het daarnaast fijn om te lezen over een wereld die ze kennen, over herkenbare onderwerpen waar ze mogelijk zelf mee bezig zijn. Denk bijvoorbeeld aan onderwerpen waar ze zich graag in verdiepen, zoals boeken over popsterren en sporters.
Paloma van Cees van den Berg is een interessante titel als je kijkt naar leeftijd. Het gaat over Paloma, een elfjarig meisje. In eerst instantie zou ik in verband met de leeftijd van de hoofdpersoon voorzichtig zijn met het tippen van dit boek, maar Paloma is erg slim, zit al in 4 vwo en komt heel wijs over, waardoor het toch geschikt kan zijn voor 12+ers. Daarnaast gaat het over rouw, een pittig onderwerp, maar wel een waar jongeren mee te maken kunnen krijgen. Door de humor en het expliciet benoemen van de uitdagingen waar Paloma tegenaan loopt, blijft het verhaal behapbaar en is het niet te zwaar.
Zonder titel van Erna Sassen is complexer. Hierin wordt minder expliciet benoemd wat er precies speelt en waarom de hoofdpersoon zich zo voelt. Daarnaast spelen kunst en actuele problematiek een rol. Om het verhaal goed te kunnen interpreteren en het betekenis te geven, is het prettig om iets meer te weten over deze onderwerpen. Het taalgebruik, de situaties waarin de hoofdpersoon terecht komt en de emoties zijn echter wel heel herkenbaar voor veel (vmbo) leerlingen. Een boek dat je daardoor tipt aan leerlingen die op sociaal-emotioneel gebied een complexer verhaal aankunnen, zoals vmbo-leerlingen vanaf klas 3 of 4 en havo/vwo leerlingen vanaf de 2e/3e klas.
Net als inu00a0Zonder titel wordt in De rest van ons levenu00a0van Els Beerten ook niet alles uitgelegd. De lezer moet zelf in staat zijn om de situatie te overzien en verbanden te leggen om het verhaal goed te kunnen begrijpen.u00a0De rest van ons levenu00a0speelt zich daarbij af rond de WOII.u00a0Het is voor de lezer prettig om kennis te hebben van de tijd en situatie, waardooru00a0ze beter in staat zijn het verhaal te interpreteren.
Heftige onderwerpen zoals in 67 seconden van Jayson Reynolds hoeven niet vermeden te worden, maar let wel op de manier waarop die gebracht worden. Wordt er expliciet benoemd wat er speelt? Of moet de leerling tussen de regels door kunnen lezen om het te begrijpen. Dit laatste is een vaardigheid die je ontwikkelt als je regelmatig leest en persoonlijk meer hebt meegemaakt, waardoor je het geheel kunt plaatsen.
Verhalen die ook veel jongeren aanspreken, zijn de boeken uit de Slash-reeks van Querido, zoals Lichaam van licht van Jelmer Soes, al zijn er in die reeks de afgelopen jaren niet veel nieuwe titels verschenen. Deze verhalen, die zijn gebaseerd op ware gebeurtenissen, spreken veel jongeren aan.
Je weet nu waar je bij de leerling op kunt letten en naar welke kenmerken in de boeken je kijkt om in te schatten of een titel voor de doelgroep geschikt is. Onthoud dat het belangrijk is je leerlingen individueel te blijven benaderen. Ga in gesprek, leer ze kennen en koppel daar boekentips aan. Soms is het onderwerp belangrijker dan de tekstuele kenmerken zoals wisselingen in tijd. Het is namelijk, vele malen makkelijker door te lezen over een onderwerp dat je interesseert!